21 oktober 2010

Lekker doorlopen

Column - Zeven keer heb ik nu getraind in de Lokomat. Dat betekent dat ik nog vijf keer mag. Dan is het subiet afgelopen. Mag ik niet meer. Althans voorlopig. Na afloop van de trainingsperiode, die voor iedereen overigens maximaal twaalf keer is, gaan we evalueren, spierkracht meten en dergelijk en bekijken welke vervolgtherapie voor mij eventueel het meest geschikt zou zijn. En na een tijdje zou dat zeker nog een keer een ‘opfristraining’ in de Lokomat kunnen zijn. Het voelt ontzettend goed om te Lokomatten. Rechtop staan en ook nog lopen. Dat willen we toch allemaal. Dus alleen mentaal krijg je daar al een enorme opkikker van. Het apparaat zorgt er voor dat ik kan lopen. Dat gaat als volgt. In mijn rolstoel krijg ik een soort parachutistengordel om. Daarmee wordt ik in het apparaat getild. Dan krijg ik allerlei mechanieken om mijn boven- en onderbenen en speciale dingen om mijn voeten. De mechanieken staan ook bol van de sensoren die meten wat ik zelf doe. Tenslotte een band om mijn middel. Ik wordt vastgepakt door een reus, zo lijkt het wel. King Kong heeft mij vast in zijn grote knuist en zet mij heel voorzichtig op mijn voeten. Dan laat King Kong mij lopen en ook als ik niks doe, maak ik loopbewegingen. Maar dat is niet de bedoeling. Ik moet het zelf doen en dat steeds meer. De begeleidende fysiotherapeut geeft de Lokomat opdracht hoeveel hij mij op moet tillen en hoeveel deze King Kong mij bij het lopen moet ondersteunen. En die ondersteuning wordt steeds minder. Tijdens het lopen geven grafieken op de beeldschermen aan hoe mijn eigen inspanningen er uit zien. Doe ik het goed, dan gaan de pijltjes omhoog. Doe ik het verkeerd, dan omlaag. Beweging van mijn heup, bovenbeen, onderbeen en voet, het wordt allemaal afzonderlijk gemeten en weergegeven. En dan is lopen eerst moeilijk. Hoe meer ik mijn best doe en hoe meer ik er over nadenk, hoe meer de pijltjes omlaag gaan. Balen! ‘Dat kan niet,’ denk ik. Dan gaan de pijltjes ineens omhoog. ‘Die ging goed, wat deed je?’ vraagt de fysio meteen. Ik weet het niet precies. Ging bijna automatisch. Dat moet ik weer opzoeken. Dus, lopen, voelen, corrigeren, voelen en vooral: blijven lopen. Even niet naar de schermen kijken en niet naar de spiegel. Gewoon lopen en voelen, zelfs de ogen even dicht. En dan gaat het iedere keer beter. Ik kom in mijn ritme. De ondersteuning van King Kong is al een stuk minder dan de eerste keren. Ook weeg ik al veel meer dan een aantal keren terug. Ik kan dus meer dragen. Vooral met rechts. Nu kan ik al veertig kilo wegen. Dat was eerst een heel stuk minder. De fysio laat me even voelen hoe King Kong in het begin stond afgesteld. Ik wordt duidelijk veel meer opgetild en voel me haast zweven. ‘Walking om the moon,’ lijkt het wel. ‘Eitje, doe maar weer naar veertig kilo,’ roep ik enthousiast. Veel te snel zijn de ruim dertig minuten om. Ik mocht eigenlijk maar vijfentwintig. King Kong stopt en dan merk ik dat ik best moe ben. Even naar de koffie en dan terug naar Hengelo. Een paar dagen en dan mag ik weer. Dan kan ik lekker doorlopen.

13 oktober 2010

Lekker Lopen

Column - ‘Probeer je voet actief op te tillen en naar voren te zwaaien,’ krijg ik te horen. Ik loop en het klamme zweet breekt mij uit. Mijn rechterbeen gaat naar voren, mijn voet raakt de loopband en ik maak een pas naar voren. Mijn linkerbeen volgt, dan weer rechts, dan weer links, dan weer rechts. Voor het eerst in vier jaar loop ik weer de benen uit mijn lijf. Ik loop niet helemaal zelf want ik sta namelijk in de Lokomat. Een ingenieus trainingsapparaat om weer te leren lopen. Hij komt uit Zwitserland en er staan er sinds dit jaar drie van in Nederland. Die ‘van mij’ staat bij de St. Maartenskliniek in Nijmegen. Twee keer per week train ik daar nu. En dat zes weken lang. Begin dit jaar vroeg ik informatie op en tijdens de hittegolf in juni had ik een onderzoek en intakegesprek. Ik mocht komen, was de conclusie. Niemand kan van te voren zeggen wat de training mij zal brengen. Van wat staan en therapeutisch kleine stukjes lopen tot helemaal niks. Het kan allemaal. Erg spannend dus hoe ik er over een paar weken bij zit. Het is nogal een opgave en ik hoef het niet te doen. Dus waarom zou ik. Maar als ik het nu niet probeer dan hoeft het later echt niet meer. Christopher Reeve (Superman) zei in zijn boek al dat mensen met een dwarslaesie zo snel mogelijk weer in beweging moeten komen. De functie van het lopen zit vooral in het vegetatieve geheugen. Dat gaat bijna automatisch. Nu moet ik er al veel meer over nadenken. En dat is moeilijker. Daarbij moet ik nu ook ontdekken welke spieren ik wel of niet kan aansturen. Ik merk wel dat er nu van alles gebeurt in mijn lichaam. Over een paar weken weet ik meer. En in tussentijd blijf ik lekker zweten en lekker lopen.

Topsport

Eerder gepubliceerd 14-11-2006

4 - Topsport

Lopen is op zich een vrij aardige bezigheid. Gewoon de ene voet voor de andere en dan gaat het haast vanzelf. Het is gezond en je komt nog ergens. Sommige mensen slenteren, maar die komen ook ergens. Vaak in een aangenaam tempo waarbij ze onderweg ook nog wat zien of mee maken. De reis is dan net zo belangrijk als het doel. Wanneer je hard loopt kun je sporter worden en wanneer je erg hard kunt lopen, maak je een dikke kans om topsporter te worden. Topsporters lopen nergens naar toe. Ze lopen meestal in rondjes en ze moeten veel trainen om dat te kunnen. Topsporters doen ook mee aan wedstrijden zoals de Olympische Spelen. Wanneer je niet kunt lopen, dan mag je daar niet aan meedoen. Momenteel loop ik niet meer maar gebruik een rolstoel. Met mijn armen draai ik aan de hoepels van de wielen en beweeg me zo vooruit. Armen zijn daar niet voor gemaakt en mijn armen al helemaal niet. Het is primitief en valt zwaar. ‘Topsport’ volgens mijn revalidatiearts uit het ziekenhuis. Zelf had ik nooit de bedoeling sporter te worden. Laat staan topsporter. Ik liep graag maar dan wel in mijn eigen tempo. Ongeveer tien procent van de Nederlandse bevolking heeft een handicap. Een groot deel daarvan gebruikt een rolstoel. Ze bewegen zich er mee rond in huis, gaan er mee naar de supermarkt op de hoek of winkelen er mee in het stadserf. Voor rolstoelrijden heb je beide handen nodig. Je kunt niet onder het rijden de maat van de muziek op het stuur meetikken of met een vinger in je oor pulken. Rolstoelrijden kost ook relatief veel kracht. Maar rolstoelrijders hebben over het algemeen geen andere keus. Volgens mijn revalidatiearts allemaal topsporters. Zonder het te weten telt ons land dus een groot aantal gedwongen topsporters.

03 oktober 2010

Klapband


Column   - ‘Klapband!’ schreeuwde ze. Ik voelde meteen het stuur trekken en de bus begon als een gek te slingeren. Naar rechts ging de bus. Naar links sturen. Weer naar rechts. Weer naar links sturen. Tegensturen en volhouden. Vooral niet bovenop de rem en andere plotselinge dingen doen. Ik had al bijna dertig jaar auto gereden en dat soort zaken zat diep in mij. Had ik niet een aantal keren ’s winters in de Tsjechische bergen gereden? En Zwitserland met sneeuw en het Sauerland met sneeuw. Dan moet ik een klapband toch wel aankunnen. Mooi niet. Na vier keer rechttrekken glipte mijn anders trouwe bus onder mijn handen vandaan. Zomaar ineens koerste hij naar rechts. Naar de vangrail! ‘Dit was het. Het is gebeurd,’ flitste er bliksemssnel door mijn hoofd. ‘Beng!’ ‘Klabang!’ ‘Airbag,’ dacht ik  nog. ‘En nu gaan we over de kop,’ kwam daarna. Maar niks. We stonden stil en ik leefde nog. Beduusd keek ik opzij naar C. mijn passagiere. Zij, ook in rolstoel, leek niks te hebben maar barstte emotioneel uit. Ik kende haar uit het revalidatiecentrum en samen waren we op weg naar de grote aanpasbeurs de Support in Utrecht. We reden op de A1 vlak voor Apeldoorn. Twee rijbanen hadden we gekruist zonder andere auto’s te raken. En dat in de nasleep van de spits. Wat een grotere ravage had het kunnen worden. We hadden allebei hartstikke dood kunnen zijn. Auto’s stoppen. Onze portieren worden opengerukt en hulpvaardige blikken kijken ons aan. Fijn gevoel. Na de eerste verbazing van de omstanders over twee rolstoelers zelfstandig onderweg in een auto, worden we geholpen. Een motoragent stopt, kort daarna een ambulance, een politieauto, een auto van Rijkswaterstaat. C. heeft pijn en gaat voor de zekerheid naar het ziekenhuis voor foto’s. Ik zoek haar later die ochtend op. ‘We hebben nu wel een speciale band,’ dacht ik bij mezelf. ‘Een echte klapband.’