24 februari 2011

Leven in een slip

Column - ‘Kijk in de richting waar je naar toe wílt,’ ik hoor het letterlijk de instructeur roepen. In mijn aangepaste bus gier ik bijna zijwaarts door een bocht van het circuit waar ik mijn anti-slip cursus doe. De instructeur kijkt en kan nog net op zijn ogen wijzen en in de rijrichting. De bocht in volle vaart door driftend snap ik precies wat hij bedoelt. Tijdens het theoriegedeelte legde hij al uit dat je als bestuurder de neiging hebt om te kijken naar de richting waar de auto naar toe gaat. En dat is niet goed. Als je slipt moet je juist kijken in de richting waar je naar toe wílt. En dat werkt. Tijdens de lessen op het spekgladde circuit merk ik het direct. Maar het kost moeite. Je moet er aan wennen om gewoon die kant uit te blijven kijken waar je naar toe wilt. Niet laten afleiden door die schuivende en slippende auto onder je. Auto schuift weg, kijken en tegensturen. Dan de andere kant op. Weer tegensturen en ondertussen blijven kijken. Gaat ie goed? Kom ik waar ik wezen wil? In het dagelijkse leven is het eigenblijk net zo. Daar moet ik de laatste tijd aan denken na een roerige periode. Mijn leven was door allerlei oorzaken aardig aan het slippen. En ik was de hoofdregel een beetje kwijt. Keek niet meer in de richting die ik uit wilde. Met de corrigerende stem van de slipinstructeur in mijn oren ben ik mezelf aan het corrigeren. Probeer het stuur weer goed in handen te krijgen. Waar wilde ik ook al weer naar toe? Oh ja. Dan goed kijken. Ik ben aan het tegensturen en het begint te werken. Ik krijg mijn levensvoertuig weer een beetje in het spoor. De achterkant slipt af en toe nog wat weg, maar de neus gaat al weer de goede kant op.

18 februari 2011

Beperkt

Column - ‘Je bent niet dom, duifje. Je bent beperkt.’ Ik zie de cartoon van de onvolprezen Peter van Straaten nog voor me. En dat is al vele jaren geleden. Ik had toen nog geen dwarslaesie en had ook niet het flauwste vermoeden dat ik ooit zelf nog eens gehandicapt zou raken. Maar ik heb die strip toendertijd blijkbaar wel in mijn geheugen gebrand. Hij ging helemaal niet over handicaps. Op het plaatje zie je een oudere man met een jonge, erg blonde vrouw in een restaurant. De vrouw pruilt en de man probeert haar gerust te stellen. Ze is niet dom, alleen maar beperkt. Maar de satirische neerbuigendheid is zo sterk dat het grote indruk op mij gemaakt moet hebben. Beperkt is minder erg. Daaraan moet ik steeds denken als gehandicapten nu mensen met een beperking genoemd worden. Iedere zoveel jaar bedenkt de zorg- en welzijnsmafia namelijk nieuwe termen. Heel vroeger noemde men gehandicapten ‘ongelukkigen.’ Later kwam de term: invalide. Daarna gehandicapte, mensen met een handicap en mensen met een functiebeperking. Nu heten wij ineens: mensen met een beperking. Wat een stigmatiserende uitdrukking. Je hebt een handicap als iets van je lichaam niet doet wat het moet doen. Er zijn dus ook mensen zonder handicap. Maar er zijn geen mensen zonder beperking toch? Een beperking betekent dat je niet alles kunt. Een handicap dat je gehinderd wordt in iets te kunnen. De Duitse term ‘behinderte’ spreekt me daarom veel meer aan. Ik wil niet aangesproken worden op dat ik beperkt zou zijn. Ik zie zelf wel in hoeverre mijn handicap mij beperkt. Handicap is ook een golfterm waarmee bepaald wordt in hoeveel slagen een speler gemiddeld 18 holes speelt. Zo worden de scores van allerlei spelers met elkaar vergeleken. Je kunt zelfs een positieve handicap hebben. Kijk, dat vind ik leuk. Daarom zitten bij ‘beperking’ mijn oren dicht. Ik heb namelijk een handicap.

10 februari 2011

Melkweg

Column - Als mens met handicap voelde ik me al eens als een ruimtereiziger. Met allerlei hulpmiddelen om te overleven in een vijandige omgeving. Zonder rolstoel kan ik me niet zelfstandig bewegen. Maar ín rolstoel kom ik niet overal binnen. Kom ik hoge stoepen tegen, ingangen zonder oprit en ga zo maar door. Maar ik ben meer dan een ruimtereiziger. Het is veel ingewikkelder. Ik reis door een deels vijandige, maar dan toch op z’n minst, nieuwe omgeving, waar ik met mijn handicap een weg in zoek. Tegelijkertijd zoekt er van alles een weg binnen in mij. Mijn lichaam is een universum waarbinnen sterrenstelsels om elkaar heen draaien. En waar ook ongeleide projectielen als meteorieten rond suizen om plotseling te botsen met een planeet. En dan ben ik ineens ziek of heb andere ellende aan mijn hoofd. Ik had al een ontstoken teen gekregen die lekker aan het genezen was. Ook het decubitus plekje op mijn zitvlak was verdwenen. Maar er kwam een ongeleid projectiel in grote vaart. Een bacterie die in mijn blaas ging zitten. Blaasontsteking en dus aan de antibiotica. Een soort antimaterie om in ruimtevaart termen te blijven. Kort daarna vond een andere meteoriet zijn weg naar mijn sterrenstelsel. Een virus. Mijn oog ging ontsteken en ik kreeg vreemde rode vlekken in mijn gezicht en op mijn hoofd. In het weekeinde en de weekeindarts wist het niet. Mijn huisarts ’s maandags wel: gordelroos. Nog een interstellaire missie. Nu een anti-virale kuur. Binnen in mijn lichaam woedt een soort ruimte oorlog. Maar ik begin weer te zien met mijn ontstoken oog en ook de vlekken nemen zienderogen af. Mijn universum lijkt weer tot rust te komen. Ik reis dus en ik ben met velen. Met bacteriën en virussen en met nog veel meer dat er allemaal voor zorgt dat mijn universum blijft draaien. Ik ben niet alleen; ik ben een complete Melkweg.