08 januari 2015

Je suis ?

© Foto Jan Beerling 
Column - Vroeger had een hof van een hoog geplaatst persoon een hofnar. Die kon dingen zeggen of doen die verder niemand zich kon veroorloven. De hofnar kon zijn vorst op de hak nemen of zijn beleid te kakken zetten, met een kwinkslag of verpakt in een kritisch liedje. De hofnar had een beschermde positie waardoor hij zich veel kon veroorloven. Hij zette de wereld soms aardig op zijn kop en daardoor scheen hij vaak meer te kunnen bereiken dan alle raadgevers van de koning samen. Vaak werd een hofnar voor dwaas of gek versleten. Maar ondertussen had hij alles wel goed in de smiezen. Onlangs hoorde ik de Dalai Lama in een interview met John Cleese zeggen dat boeddhisten zo vaak lachen en giechelen omdat ze alles als een soort grap zien. 'Als je lacht ben je niet bang', zei hij. 'Dan ben je ook niet bang om van mening te veranderen'. Prachtig en die man heeft geen hofnar nodig. Helaas kent de Tweede Kamer of de regering geen hofnar. Dat blijft allemaal heel serieus. Geen enkele regering heeft dat, bij mijn weten. Maar gelukkig hebben wij de satirische bladen. Die laten ons anders naar leiders kijken doordat ze soms vreselijk te kakken worden gezet. Er wordt hen een spiegel voorgehouden. Dat hoort ook zo want leiders moeten niet doorslaan in hun leiderschap. Ze moeten zich blijven afvragen waar ze mee bezig zijn. Daarom moeten dit soort bladen blijven bestaan en moeten we de mensen die het lef hebben om zo genadeloos te schrijven of te tekenen, beschermen. Ook al is het soms hard, ze moeten het kunnen blijven doen. Leiders die hier niet tegen kunnen, zijn bang. Hoe meer totalitair de leider is, hoe groter de angst voor 'hofnarren'. Ze durven niet van mening te veranderen, bang hun macht te verliezen. Je suis Charlie als ik tenminste het lef heb.

01 januari 2015

Pijlsnel!

© Foto Jan Beerling

Column - De bel gaat. Het is E. met onder zijn armen dozen waar van alles uit puilt. E. vindt wel eens iets uit. Zo had hij voetbalregels bedacht waarbij spelers niet meer buitenspel konden staan. Er waren per team twee doelen nodig, maar verder snapte ik het niet. 'Kom mee', riep hij nu enthousiast. 'Ik ga je rolstoel meer vaart geven'. E. heeft altijd wel iets geks dus ik ga mee. We gaan met mijn bus. Op een grote parkeerplaats in het buitengebied naast de autoweg, stoppen we. Hij pakt de dozen uit en laat vuurwerk- en raketachtige dingen zien. 'Is dit wel helemaal legaal en veilig?' vraag ik nog. E. bevestigt er een aantal onder mijn rolstoel. Op zijn verzoek heb Ik mijn handbike meegenomen en die koppel ik aan. 'Ik heb ze over van oud en nieuw', vertelt E. 'Maak gewoon een rondje over de parkeerplaats. Kan niks gebeuren'. Ik sputter wat tegen maar dan ontsteekt E. de handel. Er lijkt eerst niet veel te gebeuren. Ik ga vooruit maar niet hard. 'Gelukkig', denk ik nog. Maar dan krijg ik een duw in mijn rug en ik schiet naar voren. Het einde van de lange parkeerplaats komt al snel in zicht. Maar ik ga nu veel te hard voor een scherpe bocht terug. Ik zie nog net de oprit naar de autoweg waar ik mijn vuurspuwende handbike heen stuur. Daar ga ik. Even later ga ik al net zo hard als de auto's. Het stuur van de handbike trilt als een gek. Nog is de acceleratie niet afgelopen. Harder ga ik en nog harder. Ik begin de auto's in te halen. Wanneer ik kort opzij durf te kijken zie ik verbaasd openhangende monden van automobilisten. Ze weten niet wat ze zien. Ik ook niet. Ik blijf mijn stuur maar stevig vasthouden terwijl het zweet me uitbreekt. Hoe stop ik in vredesnaam?