23 juli 2015

Oom Tony zwaait

© Foto Jan Beerling

Column - Een jaar of acht of negen moet ik zijn geweest toen ik bij hem op zijn scooter mee mocht rijden. Goed rechtop staan op de voetenplank moest ik van hem. Tussen zijn knieën want ik mocht er niet af vallen en met mijn handen stevig aan het stuur. Met de wind door mijn haren voelde ik mij een hele piet. Mijn oom Tony was bij ons op bezoek en dan mocht ik meestal even mee. Het was eind vijftiger jaren en mijn ouders hadden een buurtcafe in Hengelo. Mijn oom Tony kwam daar regelmatig op bezoek. Als vertegenwoordiger in stofzuigers ging hij op zijn scooter bij zijn klanten langs. Altijd onderweg. Mijn vader was zijn oudste broer en daar kwam mijn oom regelmatig aanzetten. Niet alleen voor de koffie en een familiebezoekje, maar zeker evenveel voor de wc. Met de hele dag onderweg was de nood soms erg hoog. Vooral de 'grote boodschap´. Dan stormde de gekwelde vertegenwoordiger meteen met grote passen door naar de wc waarna we konden meegenieten van zijn opluchting. Nu sta ik bij een open kist met daarin het lichaam van oom Tony. Een paar dagen daarvoor overleden na een periode van ziekte. En dat is hem aan te zien. Volgens de familie heeft hij niet veel pijn gehad en heeft hij tot bijna aan het eind van het buitenleven genoten. Zes jaar geleden verhuisde ik naar het huis waar ik nu woon. Daar moest veel aan gebeuren. Aanpassen aan de rolstoel en natuurlijk heel veel schilderwerk. Het lakwerk wilde mijn oom graag doen. Vond ie leuk. Tante kwam mee en was voortdurend in de weer met kleinere klusjes en de hulpploegen voorzien van koffie, allerlei kleinere dingetjes en meer. Nichtlief werd één van de helpers die de muren en plafonds met roller onder handen namen. Op mijn vraag of ik mijn oom op zijn tweeëntachtigste wel op een ladder mocht laten klimmen, reageerde hij bijna beledigd. Nu is hij er niet meer. Maar hij zit vast en zeker aan de grote familietafel daar boven. En daar is hij echt niet alleen. Mijn ouders zijn er ook en nog meer familie. 'Pa zwaait' staat er op de kaartjes met een vrolijk zwaaiende oom Tony op de voorkant, die de familie in de condoleanceruimte heeft verspreid. Ik kijk even omhoog en zwaai ook maar even. Dag oom Tony. Het is goed zo.

16 juli 2015

'Ontvoerd' in een V12...



 
Jaguar E-type

Column - 'Waar wil je heen', vraagt mijn chauffeur. 'Parijs!', dacht ik. 'Richting Deurningen?', zeg ik aarzelend. Hij start en de machtige V12 motor onder de eindeloos lange motorkap komt diep grommend tot leven. Heerlijk, wat een geluid. Ik zou er zo een cd van kopen. Ik zit in een knalrode Jaguar E-type uit 1972. De E-type is de mooiste auto ooit gebouwd. Dit is de uitvoering met de machtige V12 motor. En dat hoor je. Helaas zit ik niet achter het stuur, maar aan de passagierskant. Het begon een aantal weken geleden toen ik in Enschede moest zijn. Ik reed zelf in mijn aangepaste bus en had iemand mee om mij te helpen. Rijdend over de Deurningerstraat in Enschede zag ik plotseling de rode Jaguar staan. 'Dat is nu een E-type', zei ik tegen mijn passagiere. 'Daar zou ik graag een keer in mee willen rijden'. Het is een jongensdroom die ik al lang heb. We stopten en mijn reisgenote stapte uit om her en der aan te bellen om de eigenaar op te sporen. De tweede poging was raak en ze kreeg van de verbouwereerde bezitter een email adres waar ik maar een berichtje heen moest sturen. Dat gedaan en twee mailtjes verder was het rond. Ik mocht mee. Toch had ik zelf ook een twijfel. Ik wilde niet rondgereden worden als gehandicapte die een keer in een sportwagen mee mag rijden. Dat gebeurt al één keer per jaar op Vliegveld Twente. Alle respect daarvoor maar dat is niet aan mij besteed. Ik wil gewoon mijn droom verwezenlijken. Persoonlijk heb ik niks met Ferrari of Lamborghini. Maar een ritje in een Jaguar E-type, daar mag je me voor wakker maken. Daar droomde ik voor mijn handicap ook al van. Een mooiere auto is er niet. Het zullen de ronde vormen en lijnen wel zijn, die bijna vrouwelijk aandoen. Ik weet het niet. Maakt mij ook niet uit. Deze zaterdag gaat het dus gebeuren. 's Ochtends plotseling een telefoontje: 'kun je vanmiddag? Het wordt mooi weer'. Op de afgesproken tijd stopt er een rode Jaguar E-type cabrio voor mijn deur. Samen met een goede vriend hijst de bestuurder mij op de passagiersstoel. Gordels om en daar gaan we. Richting Deurningen, dan Weerselo, Tubbergen en via Almelo naar Hengelo terug. Lekker toeren in een aangenaam tempo. In de dorpen draaien hoofden van vooral mannen, om naar onze zwaar ronkende machine. Ik voel de wind door mijn haren en in mijn gezicht. En ik geniet. Bij de stoplichten in Hengelo nog een plotselinge spurt met gas op de plank om twee vrachtwagens te passeren voordat de weg weer smaller wordt. Een zware brul en ons rode monster sprint vooruit met zijn enorme kracht. Ik voel me hartstikke jarig. Ik heb mijn jongensdroom gerealiseerd.

10 juli 2015

Ontmoeting tussen de oren

© Foto: Jan Beerling

Column - 'Durf jij naar binnen?', fluistert ze vlak naast me. Ik twijfel. Het is september 1980 en ik sta in het halfduister van een soort circustent op de Oude Markt in Enschede. Ik ben net begonnen aan het eerste jaar van de Sociale Academie en sta met een groepje klasgenoten aan de ingang van een grote, schemerige circustent. De tent is onderdeel van een kunstproject en gaat over de suggestie van je eigen verbeelding en angsten. Bij de ingang is de sfeer al direct akelig raak. We staan voor een dranghek waar je omheen moet. Meer mensen druppelen binnen. Onze ogen speuren door het halfduister. Vage schaduwen en contouren zien we en rook. Iedereen fluistert en blijft staan. 'Wat zien jullie?', vraagt iemand. 'Ik ga weer naar buiten', zegt een ander. Mijn hart klopt sneller en ik voel een mengeling van opwindende angst en nieuwsgierigheid. 'Durf jij naar binnen?' fluistert een klasgenote naast mij. Ik haal mijn schouders op en twijfel. 'Zullen we samen gaan?' vraagt ze. 'Is goed', zeg ik zacht en ze pakt mijn hand. Samen schuifelen we het hek voorbij, de lugubere tent in. Voetje voor voetje. Om ons heen kijkend en voortdurend alert. Niet wetend wat te verwachten. Lampen gaan plotseling aan en weer uit, dreigende silhouetten verschijnen en verdwijnen. Mijn fantasie werkt goed en de suggesties in de tent ook. Dan geluiden en meer en suggesties van bloed. Van waden door bloed. Onder mijn voeten voel ik het nu. We waden écht door bloed! Zo voel ik het onder mijn schoenen. Ik walg en voel duidelijk haar hand. Stevig in mijn hand. Verder schuifelen we. Voorzichtig, twijfelend en soms terughoudend. Ineens uit het niets schiet een groot kadaver voor ons langs. Ik schrik. Zij knijpt in mijn hand en ik hou ongetwijfeld haar hand ook steviger vast. Haar hand voelt vertrouwd en ik ga door. Plotseling zijn we aan het einde. Ineens staan we weer buiten. Opgelucht haal ik adem en kijk naar mijn klasgenote. Ik kijk en het duurt even voordat ik het besef. De hand van mijn klasgenote voelde vertrouwd en had mij tijdens de lugubere tocht geholpen verder te gaan. Als ik schrok dan schrokken we samen en samen schuifelden we verder. Inderdaad, zonder elkaar echt aan te kijken. We keken voortdurend om ons heen en vooruit. Maar nu staan we weer in het licht en ik kijk stomverbaasd in het gezicht van een mij volkomen onbekende vrouw.