28 december 2015

Wachten op twaalf uur?

 
© Foto Dora Brandt (2008)

Hier mijn drie 'Wachters' in een andere rol. Op een heuvel in het land bij het door Pier van Dijk georganiseerde kunstproject 'Tussen mest en mais' in Lemselo in 2008. Dora Brandt maakte toen deze foto waarop het nu lijkt alsof ze staan te wachten op het nieuwe jaar. Nog een paar uurtjes...

10 december 2015

Gaat het wel goed?

© Foto, persfoto uit tv-serie Ironside

Column - Kan ik hier iets spannends laten gebeuren, vroeg ik me af toen ik zo'n vier maanden aan het revalideren was in mijn revalitaria. De dagen gingen op elkaar lijken. Opstaan, toiletgang, douchen, ontbijten en dan flink aan de bak. Revalideren, revalideren, revalideren. Soms met mijn tong op de schoenen. Maar ik wilde niet anders. Niemand daar wilde iets anders. Ik wilde zelfs meer. Had daar ook eigen ideeën over. Sommige therapeuten gingen mij niet ver genoeg namelijk. 's Avonds na het eten bezoek. Een welkome afwisseling. Inmiddels schreef ik al weer een week of achttien columns voor de Wegener huis-aan-huis bladen. Gebrek aan onderwerpen had ik zeker niet. Maar 's avonds later, als het bezoek weer weg was, dwaalde ik soms door de lange, verlaten gangen van het centrum. Dan ging mijn fantasie aan het werk. Vooral als ik een avondje buiten het centrum op bezoek was geweest en terugkwam met de rolstoeltaxi. Ik moest dan door de grote, verlaten eetzaal om bij mijn afdeling te komen. Uit de luidsprekers aan het plafond klonk altijd gezellige muziek, wat het extra sinister maakte. Ik moest vaak aan de film  'The Shining' denken met Jack Nicholson, als langzaam waanzinnig wordende oppasser in een volkomen leeg, afgelegen hotel. Kan zoiets hier ook? vroeg ik me af. Zit daar een verhaaltje in, een column? Langzaam kreeg ik het idee van een hard boiled detective. Gewoon laten afspelen in de ruimten die iedereen kent. De eetzaal, de fysiozaal en natuurlijk komen de verlaten gangen er in voor. Langzaam ontstond het idee voor 'Toffe Theo'. Ik begon er met veel plezier aan en leefde me helemaal uit. Op 27 februari 2007 verscheen mijn column. Het pistool uit de column, de Walter P38 heb ik eens gebruikt in een kunstwerk. Geen echte uiteraard, maar een replica 'Made in Japan'. De politie vond het niet goed en nam het in beslag. Het mooiste vond ik nog dat de verpleging even anders naar mij keek. Pas veel later hoorde ik dat na het verschijnen van 'Toffe Theo' de verpleging zich tijdens het werkoverleg afvroeg: 'Gaat het wel goed met meneer Beerling?'....



Toffe Theo   (eerder gepubliceerd 27-02-2007) 

Naast mij klonk een doffe klap en een diepe grom. Ik keek en zag schele Henkie met zijn hele tronie onder het bloed. Hij duizelde op zijn benen en spuugde een losse tand uit. Een van zijn krukken lag op de grond. Lepe Eddie had hem vol in zijn gezicht geraakt. Eddie wierp mij een dreigende blik toe en loerde spiedend de fysio oefenzaal rond. Niemand had zijn snelle actie opgemerkt. ‘Hé peut’, riep hij grijnzend naar een fysiotherapeut, ‘raap Henkie effe op. Hij sloeg zomaar met zijn smoel tegen de vloer’. Het liep niet lekker tussen Henkie en Eddie. Henkie had het gewaagd in het eetzaalgebied van Eddie te gaan zitten. De jongens van Eddie deden niks onder de ogen van de restaurantmedewerkers. Maar de kiem voor bendeoorlog was gelegd. Henkie had intussen ook wat knapen om zich heen verzameld en enkele tafels veroverd. Iedereen voelde de dreiging en bleef uit de buurt. In het hele centrum was de sfeer veranderd. ’s Avonds kon je maar beter niet in de lange verlaten gangen komen. Dat was gang-land waar de mannen van Eddie en Henkie vanuit hun rolstoelen om de heerschappij vochten. De revalidatieartsen hadden geen idee van wat er zich buiten hun spreekkamers afspeelde. Ik bleef er buiten. Tot ze toffe Theo vonden. Te laat geremd voor een blinde muur, zeiden ze, maar iedereen wist beter. Lepe Eddie had hem met zijn rolstoel geplet in de achterste gang. Die avond haalde ik de Walther P38 uit mijn nachtkastje. Met het oude vertrouwde wapen diep in mijn rolstoelkussen weggedrukt dook ik in een donkere hoek van de achterste gang. Toen Eddie passeerde floot ik. Hij stopte en draaide verbaasd zijn rolstoel om. Ik richtte, kromde mijn wijsvinger en haalde de aangepaste trekker drie keer over. Eddies bloed spatte tegen de muur. Hij had toffe Theo met rust moeten laten.

31 oktober 2015

Lekker slaaplopen

 
© Video: Jan Beerling

Column - Het is mooi weer en ik loop over straat. Dan wordt ik mij bewust van een man in rolstoel. Vlak achter mij. Hij gaat gelijk met mij op maar ik ken hem niet. Ik versnel mijn pas. De man in de rolstoel blijft op dezelfde afstand. Ook als ik ga rennen. Plotseling een grote schok. Met open ogen lig ik in een ziekenhuisbed. Klaarwakker en ik heb het gedroomd. De dwarslaesie zit blijkbaar nog niet in mijn onderbewuste'. Dit schreef ik op 31 oktober 2006 in één van mijn toen wekelijkse columns voor de Wegener huis-aan-huisbladen. Nu ben ik precies negen jaar verder. Nog steeds loop ik in mijn dromen. Niet als iets bijzonders. Ik loop zoals ik altijd liep en het valt me niet op. Ik heb ook andere loopdromen. Dan loop ik maar na een tijdje gaat het lopen moeilijker. Alsof ik moe word. Ik word mij er plotseling van bewust dat ik loop. Dat ik wéér loop. Opnieuw! Het moeilijk lopen vind ik dan ineens niet zo gek. 'Natuurlijk', denk ik in die droom. 'Ik loop nog niet zo lang weer. Dat moet ik opnieuw opbouwen en dit gaat nog niet eens zo slecht'. Ergens daar stopt de droom of mijn herinnering eraan. Afgelopen week had ik plotseling weer zo'n droom. Waarschijnlijk gestimuleerd door vragen van een collega kunstenares. Nu werd ik door anderen rechtop gezet. Vlak bij een tafel of een hek. Dat weet ik niet precies meer. Plotseling liepen zij weg en lieten mij zo staan. Ik schrok. Was bang te vallen en hield me krampachtig vast. Maar ik bleef staan en voelde het gewicht op mijn benen. Ik stond zelf. Hield me een beetje vast, maar ik stond. En hoe. Dat voelde goed! En dat gevoel ken ik. Want ik heb gestaan en ik heb gelopen. Met mijn dwarslaesie! Binnen een half jaar na mijn ontslag uit de revalitaria zwom ik in een aangepast zwembad. Met hulp deed ik in het water loopoefeningen. Hield me aan één kant vast aan de zwembadrand. Aan de andere kant werd ik ondersteund. Ik liep. Kon gecontroleerde stappen zetten op mijn eigen benen. Geholpen door de opwaartse druk van het water en de uitstekende begeleiding van de door mij zelf gevonden begeleidster. De afgelopen jaren heb ik ook vier keer een periode van zes weken looptraining gevolgd bij een grote revalitaria in Nijmegen. Na een keuring mocht ik komen. Twee keer per week een half uur in de Lokomat. Ik kreeg meer spierkracht en meer coördinatie over mijn spieren. Daarna had ik  twee moeilijke jaren door persoonlijke omstandigheden maar nu train ik weer. Nog niet in de Lokomat. Dat komt nog, als het aan mij ligt. Eerst weer opbouwen en tot die tijd lekker slaaplopen in mijn dromen.

22 oktober 2015

Twijfel

© Foto Jan Beerling

Column - Ineens ben ik weer daar. Daar, boven aan die trap. Die trap waar ik af zou vallen. Plotseling is het weer 17 augustus 2006. Midden in de nacht. Het moet een uurtje of twee zijn en ik moet dringend plassen. Dat moest ik bijna iedere nacht wel een keer. Mijn lichaam maakt me dan wakker en bijna op de automatische piloot ga ik mijn bed uit, de trap af naar de wc beneden en dan weer terug, de trap op en mijn bed weer in. Gewoon lekker verder slapen. Om niet té wakker te worden doe ik alleen het bedlampje aan. De rest van de vertrouwde weg vind ik bijna blindelings, geholpen door schemerlicht van het lampje en het licht van straatlantaarns dat hier en daar naar binnen sijpelt door spleten in de gesloten luxaflex. Zo ver kom ik die nacht niet. Ik stap boven aan de trap mis en ik val. De rest is geschiedenis. Maar zeker niet vergeten. Ik heb een medewerkster op bezoek van de thuiszorgorganisatie waar ik af en toe mee van doen heb. Er bleek nooit een complete anamnese van mijn situatie te zijn gemaakt. 'Een dwarslaesie, hoe is die precies ontstaan? Tja, moest ik toch alles weer even langs laten komen. De trap, de val en het zo'n negen uur lang klem liggen. Mezelf niet kunnen bevrijden. Ik legde uit hoe ik klem lag. Opgerold in een hoek daar waar de trap een bocht maakt. Mijn hoofd werd voorover gedrukt met mijn kin op de borst. Mijn benen ophoog langs de binnenkant van de trap. En tegen de kruk van de deur naar de kamer. Die was dicht. Mijn linkerarm lag onder mijn lichaam. die kreeg ik niet vrij. Alleen met mijn rechterarm kon ik iets. Kon ik bij de deur komen en net bij de kruk. Maar ik kreeg mijn benen niet opzij zodat ik er goed bij kon. Ik had het complete verhaal al lang niet meer verteld. En toen, midden in het gesprek, kwam het. De twijfel sloeg plotseling bij mij toe. Had ik wel genoeg gedaan om mezelf uit die benarde situatie te bevrijden, zo vroeg ik me af. De thuiszorgmedewerkster hoorde mijn plotselinge twijfel. 'Zal toch zeker wel', zei ze. 'Zeker',  beaamde ik. 'Ik had ook behoorlijke pijn en je wilt echt wel uit zo'n situatie'.  We rondden ons gesprek af maar de twijfel bleef nog even zitten. Die nacht heb ik er slecht van geslapen.

17 oktober 2015

'It's life Jim...'

Foto: persfoto

Column - 'Kun je komen? Het gaat niet goed'. 'Nu?' 'Graag!' Ik bel met één van mijn PGB zorgverleners want ik heb direct hulp nodig. Val bijna uit mijn stoel. Hou me nog vast en kan de telefoon pakken. Ik zat net lekker te eten. Bord op schoot en mijn favoriete programma op tv. Dan voel ik dat ik langzaam beslopen word. Voel me onrustig en ongedurig. Ik word wiebelig in mijn wielstoel. Vind plotseling moeilijk mijn evenwicht. Mijn rugleuning is altijd een ijkpunt. Nu niet. Waar is het?! Waar is mijn evenwicht? De kamer begint te draaien! 'Rustig, rustig' spreek ik mezelf toe. 'Buikademhaling'. Het lukt. Ik blijf relatief kalm. Haal langzaam adem. Maar het draaien wordt erger. Ik bel mijn zorgverlener. Zet mijn bord op tafel. Krijg het gevoel weg te vallen en mijn bewustzijn te verliezen. Uit mijn stoel te vallen. Vasthouden, blijven zitten, ze komt zo. Na tien minuten komt ze al binnen. Helpt mij op bed. Ik moet liggen. Dat lukt. Alles draait, nog steeds gevoel weg te vallen. Toch maar de huisartsenpost gebeld. De dokter komt. Neemt bloeddruk op, die is hoog. Bloedsuikertest. Die is goed. Gelukkig geen diabetes. Na verschillende testen vindt ze het vertrouwd en wil weg gaan. 'Niets ernstig, wel heel vervelend' is haar conclusie. 'Bel als het erger wordt of koorts optreedt'. 'Kan het van mijn blaasontsteking komen of bijwerking van de antibiotica?' vraag ik nog. 'Of iets verkeerds gegeten? Door mijn dwarslaesie reageer ik daar soms heftig op'. Dat weet ze niet. 'Een virus in je hoofd kan ook nog', zegt ze. Volgende dag bij mijn huisarts is de bloeddruk weer goed. Ook zij weet het verder niet. Artsen weten het vaak niet met mij. Een lichaam met dwarslaesie, hoe werkt dat? Daar houdt hun kennis op. Dat moet ik zelf aangeven. Ik heb een incomplete dwarslaesie, voel best veel maar niet alles en niet alles goed. Revalidatieartsen weten vaak meer dan specialisten. Iedereen bekijkt het vanuit zijn eigen bekende universum en trekt van daaruit conclusies. Artsen blijven ook mensen met hun eigen meningen en beperkingen. Wanneer ik weer eens voor een periodieke röntgenfoto in het ziekenhuis ben wordt mij steevast gevraagd: 'kunt u staan?' terwijl ik al aangegeven heb dat ik dat niet kan. Bij feestjes wacht ik altijd op de vraag: 'heb je nog gevoel in je benen?' Op een terras vroeg een oudere dame naast mij eens, het was niet Patricia Paay: 'hoe staat het met de seks?' Mensen in een rolstoel mag je alles vragen. 'Er is een vacature',  zei ik met een gevatheid die ik helaas niet altijd heb. Ze heeft niets meer gezegd. Soms voel ik me een beetje een alien. Wel mens, zeker wel. Maar nét iets anders. Denk wel eens aan de uitspraak van dokter Mc.Coy uit StarTrek: 'It's life Jim, but not as we know it...'

25 september 2015

Met blote handen

Foto: Persfoto

Column - Helemaal droog hield ik het niet want ik merkte dat mijn ogen wat vochtig waren. De laatste jaren liggen mijn emoties en tranen dichter onder de oppervlakte. En ik schaam me er niet voor. Vind het eerder bevrijdend. En niet alleen bij verdriet. Zeker niet. Ook bij positieve dingen of wanneer iets mij op de één of andere manier raakt. Ik had net de film 'Flight of the Phoenix' gezien uit 2004. In het verhaal worden mensen en apparatuur van een olieplatform met een vliegtuig geëvacueerd uit Mongolië. Tijdens een zandstorm stort het toestel neer in de gigantische zandbak van de Gobiwoestijn. Al gauw ontstaat er gehakketak tussen de verschillende karakters. Het kleurrijke gezelschap bestaat uit één vrouw en verder mannen van het iets ruigere type. Eentje wijkt af en dat is een wat excentrieker, slim heerschap. Na een tijd afwachten gelooft het illustere gezelschap er niet meer in door reddingsvliegtuigen ontdekt te worden. Slimmerik krijgt het idee om met de restanten van het neergestorte vliegtuig iets te bouwen dat kan vliegen. Als vliegtuigbouwkundige tekent hij een plan. Toevallig is er lasapparatuur en zo aan boord en al snel werkt iedereen zich in het zweet. Langzamerhand ontstaat er een soort vliegtuig. Dan trammelant. Een ruigpoot ontdekt dat slimmerik schaalvliegtuigen ontwerpt en daar passen geen echte mensen in. Hij voelt zich bedrogen. Maar schaalvliegtuigen vliegen ook en moeten aan dezelfde aerodynamische wetten voldoen als hun grote broers. Je bestuurt ze met een zender. Twijfel is gezaaid en er wordt zelfs geknokt. Maar uiteindelijk raakt de één na de ander toch overtuigd van de capaciteit van slimmerik en tenslotte bouwen ze eendrachtig het vliegtuig af. De machine doet het. In de slotscene stijgen ze op en ontsnappen aan hun dodelijke omgeving. En dat raakt me. Het is natuurlijk een verhaal in film en vol met clichés. Maar in ieder cliché zit een kern van waarheid. Gewoon zo'n verhaaltje van iemand die zijn droom volgt en die er tegen alle verdrukking in ook nog in slaagt anderen voor zijn idee te winnen, dat vind ik prachtig. Dat raakt me. Herkenning? Misschien, ik weet het niet. Maar ik weet wel dat het belangrijk is je droom te volgen. Ook al moet je die soms met je blote handen bouwen uit losse wrakstukken.

17 september 2015

'Leuk, zegt ie dan'

© Foto Jan Beerling

Column - Hij wilde zoveel mogelijk menselijk zijn, meneer Data uit de science fiction serie StarTrek. Data is een androïde. Dat is een door mensen gebouwde, zoveel mogelijk op een mens lijkende, kunstmatige entiteit. Zo omschrijft de Wikipedia het. In films bestaan ze al een tijdje. Maar als het aan fabrikanten ligt en aan bepaalde beleidsmakers en politici, gaan we ze straks ook tegenkomen in de echte wereld. En dan vooral in de zorg. De zorg wordt onbetaalbaar, papegaait half Nederland elkaar inmiddels na. Daarom krijgt de zorg minder geld en worden veel mensen die in de zorg werken, op straat gezet. Gelukkigen mogen soms terugkomen voor een hongerloontje als zzp-er. Maar de zorgrobot gaat verlichting brengen, volgens de mensen die denken het te weten. Minder mensen in de zorg en meer robots. Nu is dat nog een blikken bak met schroeven en een krakerig luidsprekertje. Maar dat gaat volgens de wetenschappers steeds beter worden. Zij zeggen dat toekomstige zorgrobots er steeds menselijker uit gaan zien. En ze gaan zich steeds menselijker gedragen. Wij moeten hen straks aanspreken met 'mevrouw' of 'meneer'. Knappe koppen denken menselijkheid te vangen in chips die ze in hun robots stoppen. Grappig dat meneer Data er ondanks zijn volmaaktheid, in StarTrek steeds naar streeft om menselijker te worden. Hij laat zelfs een emotiechip inplanten maar ook dat werkt niet. Data blijft dat stukje onvolmaaktheid en onvoorspelbaarheid missen. Maar aan robots wordt geld verdiend en daarom zullen ze er komen. Zorg verlenen is meer dan alleen technisch handelen. Zo lag ik begin dit jaar voor onderzoek in een ziekenhuis in de regio. Mijn afdeling was besmet met het norovirus. Een soort buikgriepvirus en besmettelijk als de pest. Ik kwam aan de schijterij zoals ik nog nooit geweest ben. Mijn darmen liepen helemaal leeg in de meest stinkende, vloeibare bruine vorm. Het zou drie dagen duren, voorspelden de in beschermende kledij gehulde verpleegkundigen. Ik heb me nog nooit zo vies en goor gevoeld als toen. Kon er niks aan doen maar geneerde me. De derde dag van mijn bruine tsunami had de leukste verpleegster dienst. Ze verschoonde mij. Ik voelde me beter dan de voorgaande dagen. Wilde mijn baard van drie dagen afscheren en vroeg haar om mijn scheergerei. 'Ik scheer je wel', zei ze meteen. 'Leuk!', flapte ik er uit. Ze moest lachen. 'Leuk, zegt ie dan', zei ze een beetje plagerig en zeepte mijn gezicht in. Ik vergat mijn bruine ellende en voelde me goed.

10 september 2015

Onbeperkt...

© Foto Jan Beerling

Column - Vandaag ben ik iemand met een beperking. Ik heb namelijk een dwarslaesie. Daardoor doet mijn lichaam niet meer alles wat het eigenlijk zou moeten doen. Ik heb een handicap. Tegenwoordig heet dat: iemand met een beperking. Handicap is nu een beperking geworden. Nog niet zo lang geleden heetten 'mensen met een beperking' nog 'mensen met een handicap'. Daarvoor was dat 'gehandicapten'. Maar het gaat om mensen, dus moest het 'ménsen met een handicap' worden. Dáárvoor had je de term 'invalide' maar dat kon écht niet meer. Toch zie je dat nog wel. Zo heb ik een 'invalidenparkeerplaats' voor de deur en zijn er ook 'invalidentoiletten'. Daar is de gelijkschakeling van termen blijkbaar niet gelukt. Maar waar mensen met een beperking zijn moeten ook mensen zónder beperking bestaan, denk ik dan. Zoals Superman. Die is behoorlijk onbeperkt als die geen kryptoniet tegenkomt. Dat overkwam Christopher Reeve, de onfortuinlijke acteur van de rol, helaas wel in zijn echte leven. Door een ongeluk liep hij de hoogste dwarslaesie op die een mens maar kan krijgen. Maar de term 'onbeperkt' kom ik ook regelmatig tegen. 'Onbeperkt spare-ribs eten´ zie ik vaak. Goh, ik mag daar dus geen spare-ribs eten, denk ik meteen. Want ik ben niet onbeperkt. Alleen onbeperkte mensen mogen daar spare-ribs gaan eten. Beperkten niet. Ligt toch anders. Iedereen mag daar komen eten. Ook mensen met een beperking. Je moet alleen honger hebben als een walvis want de uitbater verwacht dat je hem van zijn voorraad spare-ribs afhelpt. Hij heeft er teveel ingekocht en moet er van af voordat ze bedorven zijn. Hoe doe ik dat, denkt hij. Hij krijgt een idee en adverteert: 'onbeperkt spare-ribs eten'. Dat is niet: gezellig uit eten gaan. Dat is wérken. Flink dooreten, want het moet op. Je vraagt niet: 'is er nog meer?' De waard komt bij je en zegt: 'er ís nog meer! Dooreten mensen! Het moet op.' Geen plek waar ik met een leuke date heen zou gaan. Hoewel je natuurlijk wel aan tafel elkaars vette vingers al kunt aflikken. Advertenties met 'onbeperkt eten' zie ik vaker. Maar altijd weer met 'spare-ribs'. Is daar een overschot aan? Waarom niet met andere producten? Onbeperkt oliebollen eten of onbeperkt tofu-burgers. Er ligt een markt open. Bordelen kunnen adverteren met 'onbeperkt ketsen', supermarkten met onbeperkt boodschappen doen, tankstations met onbeperkt tanken. En banken? Ik denk meteen aan onbeperkt geld. Dan wist ik het wel. Ben ik eindelijk ook eens onbeperkt.

23 augustus 2015

'Geld maakt niet gelukkig..'

© Foto Jan Beerling

Column - 'Ik zou niet weten wat ik met al dat geld moet doen', zegt iemand op de verjaardag waar ik ben. 'Op een bepaald moment heb je toch gewoon alles?', vult een ander aan. Waarna een derde afsluit met de dooddoener aller tijden: 'ik zou in ieder geval gewoon blijven werken'. Wat saai, denk ik. Hebben jullie zo weinig fantasie of idealen? Het gaat over de 23 miljoen euro die een loterij deze week als hoofdprijs heeft. Met zo'n bedrag in je achterzak ligt de wereld aan je voeten en hoef je echt niet op een tientje meer of minder te kijken. Ik zou het wel weten. Zeker. Niet dat ik direct een bestemming weet voor het hele bedrag. 23 Miljoen euro is zo enorm veel geld dat ik me ook maar moeilijk voor kan stellen hoeveel dat nu echt is. Gewisseld in briefjes van tien zou ik er mijn huis mee kunnen behangen, denk ik. En dan hou ik vast wel wat over om bij mijn buren ook nog een paar wandjes te doen. Het is veel. Héél, héél, héél veel. Maar ik weet ook dat ik daar een bestemming voor vind. Eerst zou ik een nieuw aangepast huis laten bouwen. Eigenlijk niet zo veel anders dan ik nu heb, maar net iets praktischer en ruimer. Goed geïsoleerd en energie neutraal. En op een iets leukere plek dan waar ik nu woon. Dan zou ik financieel gezien mijn zorg en inkomen voor de toekomst veilig stellen. Enkele goede vrienden in mijn directe omgeving die krap zitten, schuif ik ook wat achter de deur. En als het niet te veel kost zou ik een gerestaureerde Jaguar E-type laten aanpassen zodat ik daar met mijn dwarslaesie in kan rijden. Gewoon voor de heb. En stiekem vind ik het wel stoer om ergens met een E-type voor te komen rijden en er dan in mijn rolstoel uit te komen. Beetje dat 'lekker puh!' gevoel. Maar dan blijft er nog meer dan genoeg geld over om leuke en interessante dingen mee te gaan doen. Ik zou een substantieel bedrag bijdragen aan dwarslaesie onderzoek. Voor de rest zou ik eerst eens goed gaan zitten. Mij omringen met wat gemotiveerde en deskundige mensen om goede bestemmingen te vinden. Op kunstgebied, milieu, energie, duurzaamheid of gezondheidszorg met een menselijke invalshoek. Het is niet het geld dat gelukkig maakt. Géén geld maakt ook niet gelukkig. Het gaat er om wat je met dat geld doet en daar zou ik mijn handen vol aan hebben. Ik blijf inderdaad ook werken. Niet bij een werkgever, maar als zzp-er met mijn eigen bureautje. En dat noem ik dan: ZieZo Poen.

16 augustus 2015

Nog steeds

© Foto Jan Beerling

Column - De telefoon gaat. Het zijn vrienden die mij vertellen dat hun dochter in het ziekenhuis in Enschede ligt. Afdeling D4, neurologie. Afgelopen vrijdag opgenomen vanwege een lichte hersenvliesontsteking. Vandaag hoor ik het. Echt zo'n toevalligheid waarbij dingen samen vallen. Want vandaag is het 16 augustus 2015. De komende nacht is het precies negen jaar geleden dat ik van de trap zou vallen en een dwarslaesie oploop. Morgenochtend zou ik dan gevonden en per ambulance vervoerd naar datzelfde Enschedese ziekenhuis. Dezelfde afdeling neurologie en ook nog dezelfde kamer. Alleen staat haar bed op een andere plek want ik had toen een raamplaats. Het weer was negen jaar geleden anders: zonnig en behoorlijk warm. Die dag besprak ik 's middags wat veranderingen met degene die mijn webpagina bijhoudt. Daarna nog een kop koffie bij een kennis die daar dichtbij woont. Niks aan de hand, een gewone dag zoals er zoveel zijn. Nietsvermoedend en opgewekt stapte ik in mijn auto en reed naar huis. Die nacht werd alles in één klap anders. Nu heb ik een leven na de val en een leven voor de val. Dat noem ik mijn vorige leven. Mijn nieuwe leven is nu negen jaar oud en ik moet bekennen dat het went. Ik kan niks met opmerkingen als 'heb je het al geaccepteerd?' of 'heb je het al een plekje gegeven?' Ja hoor. Achter in mijn tuin in een ontzettend diep gat. Wel heb ik er mee leren omgaan. Ik moet wel als ik verder wil. En ik wíl verder. In het begin zei ik al dat ik een handicap heb en dat ik niet mijn handicap ben. Dat ik kijk naar wat ik wel kan en niet naar wat ik niet kan. Daarin zit natuurlijk ook een vorm van acceptatie. Dat scheelt weer in mijn energie. Maar ik kan naast een vorm van acceptatie ook werken aan vooruitgang want het één sluit het andere niet uit. Daar ben ik mee bezig. Niet iedereen begrijpt dat en ook niet iedere therapeut. 'Je moet je niet zo vastbijten', zei eentje die niet kon geloven dat ik naast mijn streven naar verbetering ook nog een privéleven heb en mijn werk. Een Nijmeegse therapeut, die ik zeer hoog acht begrijpt dat. 'Je moet al veel doen om alleen al te behouden wat je hebt.', zei hij. 'Vooruitgaan kost extra energie'. Dat heb ik er dus voor over. Nog steeds.


08 augustus 2015

Betrapt

© Foto Mariëtte de Groot

Column - Ik ben op tijd maar ze zit er al. Een tafeltje onder de bomen, een beetje in de schaduw. Ze is vandaag jarig, een jaar jonger geworden dan ik. Dat duurt maar een maandje en dan ben ik weer twee jaar ouder. Een race die niet te winnen is en die pas stopt op een manier waarvan we hopen dat dit nog lang duurt. Naast haar zit al een vriendin. Het is het mooiste terras van Hengelo. In het parkje tegenover het station. Lekker aan het water van de grote vijver met het geluid van de klaterende fontein op de achtergrond. Af en toe horen we het gerommel van een trein. Verder rust. Alleen het geluid van muziek die de huidige eigenaar van dit etablissement helaas aan de sfeer denkt te moeten toevoegen. De felicitaties. Drie zoenen. Twee op de wangen en de derde op de mond. Het cadeau. Een boek waarvan ik zeer hoop dat het in de smaak valt. Dat doet het. De vriendin lijkt het ook een aardig boek. Dan de twee hortensia's uit eigen voortuin en meegenomen in een plastic zak. Voor op tafel. Er is er één jarig en dat mag gezien worden. Ik wist niet dat er al plastic bloemen op alle tafeltjes stonden. Ik vraag om een klein vaasje met water voor mijn bloemen die niet van plastic zijn. Het wordt gebracht. Nog een vriendin arriveert. Felicitaties, zoenen en cadeautjes. Mijn oog valt op het tafelnummer. Een driehoek van gebogen aluminium met daarop aan beide kanten het nummer. Het getal is ook de datum van de dag van haar verjaardag en van de maand. Die zijn hetzelfde. Ik laat het zien en zij ziet lachend het toeval daarvan. Zou een leuk souvenirtje zijn. Meer bezoek komt. Opnieuw felicitaties en zoenen. Ondertussen probeer ik het tafelnummer ongezien te bemachtigen. Wil ik meenemen als verrassingscadeautje straks. Het meegekomen kleinkind van drie loopt tussen de tafeltjes enthousiast met nummers te husselen. Het door mij te verduisteren nummer zal straks niet opvallen, denk ik met voorbedachten rade. Dan heb ik het te pakken. Niemand merkt het. Maar waar laat ik het? In de plastic zak die ik bij me had voor de bloemen? Zit nu weggefrommeld in haar tas op de grond. Ik pak de zak en frommel het metalen driehoekje er tussen. Ineens staat er een ober de bestelling op te nemen. Iets gezien? Ik geloof het niet en ik stop de plastic zak weer in haar tas. Aan het eind gaan we weg. Zij pakt haar tas en wil de plastic zak gebruiken om de bloemen in te doen. Blikkerig rammelt het genummerde kleinood vrijuit op de planken van het terras. Zij schrikt. Ik voel mij betrapt en meenemen durf ik nu niet meer. Het was zo mooi geweest. Op de beide zijkanten zien we het tafelnummer staan. Samen vormen ze de datum van vandaag. Van haar verjaardag: 8-8.

02 augustus 2015

De inventaris

© Foto Jan Beerling

Column - Ik ga aan een tafeltje zitten in mijn vaste horeca gelegenheid in het centrum. De serveerster brengt al direct een dampende kop thee. Ik moet grinneken. Ik had nog niet besteld namelijk maar dit betekent dat ik er nu echt bij hoor. Bij de vaste klandizie. Inmiddels kom ik hier al weer een jaar of acht. Het begon toen ik net thuis kwam uit de revalitaria. Voor het vervoer was ik afhankelijk van de rolstoeltaxi. Ritten moet je minimaal een uur van te voren boeken en dit is dan een ideale plek om te wachten op de terugrit naar huis. Later kreeg ik een handbike waarmee ik zelfstandig overal naar toe peddel. Maar de plek is gebleven. Vooral als ik alleen ben. Ik kan mijn handbike er makkelijk parkeren in de overdekte gang die de winkels verbindt. Er zijn verschillende winkels waaronder een supermarkt, een drogist en een boekenshop waar ik wel eens een kaartje haal om te versturen. En er is een pinautomaat op rolstoelhoogte. Bij mijn vaste horecatent kan ik in mijn rolstoel zo naar binnen. Erg belangrijk want bij de meeste kroegen in Hengelo is dit niet zo. Verder is de bediening zeker vriendelijk. Maar wat ook belangrijk is als je zomaar even ergens een stukje tijd zit te verdrijven. Er is er veel te zien en ik hou er van om, zeker als ik alleen ben, te genieten van wat er voorbij gaat. Vooral op het terras bij mooi weer. Mooie dames natuurlijk, maar nog veel meer. De dealers van enkele jaren geleden zie ik niet meer. Dat vind ik niet erg. De rondhangende zwervers hebben nu een vaste plek aan de andere kant van het plein. Af en toe steekt er een over om verse blikken bier te halen bij de super. Gebleven is de vaste plek voor de Roma-accordeonist of -blaadjesverkoper van dienst. Een enkele zonderling komt voorbij, winkelend publiek en een paar prachtig uitgedoste gothic jongeren. Soms is het compleet theater. Laatst een man en een vrouw, beiden in een scootmobiel. Ze zien er uit als daklozen uit een grote stad met hun hele hebben en houden in een supermarktkarretje. Dit stel gebruikt de scootmobiel daar voor. Ik wist niet dat je zoveel mee kon nemen op zo'n ding. Waar hoor ik nu bij, vraag ik me wel eens af. Ik kom daar vaak, soms iedere dag even een uurtje. Dan weer een tijdje niet. Er zitten her en der vaste clubjes bezoekers die ik 'inventaris' noem. Wanneer hoor je bij die 'inventaris', denk ik wel eens. Een tijdje geleden ging de 'inventaris' mij groeten en toen wist ik het zeker. Als de 'inventaris' je begint te groeten, dan hoor jij daar ook bij. Ik hoor bij de 'inventaris'.

23 juli 2015

Oom Tony zwaait

© Foto Jan Beerling

Column - Een jaar of acht of negen moet ik zijn geweest toen ik bij hem op zijn scooter mee mocht rijden. Goed rechtop staan op de voetenplank moest ik van hem. Tussen zijn knieën want ik mocht er niet af vallen en met mijn handen stevig aan het stuur. Met de wind door mijn haren voelde ik mij een hele piet. Mijn oom Tony was bij ons op bezoek en dan mocht ik meestal even mee. Het was eind vijftiger jaren en mijn ouders hadden een buurtcafe in Hengelo. Mijn oom Tony kwam daar regelmatig op bezoek. Als vertegenwoordiger in stofzuigers ging hij op zijn scooter bij zijn klanten langs. Altijd onderweg. Mijn vader was zijn oudste broer en daar kwam mijn oom regelmatig aanzetten. Niet alleen voor de koffie en een familiebezoekje, maar zeker evenveel voor de wc. Met de hele dag onderweg was de nood soms erg hoog. Vooral de 'grote boodschap´. Dan stormde de gekwelde vertegenwoordiger meteen met grote passen door naar de wc waarna we konden meegenieten van zijn opluchting. Nu sta ik bij een open kist met daarin het lichaam van oom Tony. Een paar dagen daarvoor overleden na een periode van ziekte. En dat is hem aan te zien. Volgens de familie heeft hij niet veel pijn gehad en heeft hij tot bijna aan het eind van het buitenleven genoten. Zes jaar geleden verhuisde ik naar het huis waar ik nu woon. Daar moest veel aan gebeuren. Aanpassen aan de rolstoel en natuurlijk heel veel schilderwerk. Het lakwerk wilde mijn oom graag doen. Vond ie leuk. Tante kwam mee en was voortdurend in de weer met kleinere klusjes en de hulpploegen voorzien van koffie, allerlei kleinere dingetjes en meer. Nichtlief werd één van de helpers die de muren en plafonds met roller onder handen namen. Op mijn vraag of ik mijn oom op zijn tweeëntachtigste wel op een ladder mocht laten klimmen, reageerde hij bijna beledigd. Nu is hij er niet meer. Maar hij zit vast en zeker aan de grote familietafel daar boven. En daar is hij echt niet alleen. Mijn ouders zijn er ook en nog meer familie. 'Pa zwaait' staat er op de kaartjes met een vrolijk zwaaiende oom Tony op de voorkant, die de familie in de condoleanceruimte heeft verspreid. Ik kijk even omhoog en zwaai ook maar even. Dag oom Tony. Het is goed zo.

16 juli 2015

'Ontvoerd' in een V12...



 
Jaguar E-type

Column - 'Waar wil je heen', vraagt mijn chauffeur. 'Parijs!', dacht ik. 'Richting Deurningen?', zeg ik aarzelend. Hij start en de machtige V12 motor onder de eindeloos lange motorkap komt diep grommend tot leven. Heerlijk, wat een geluid. Ik zou er zo een cd van kopen. Ik zit in een knalrode Jaguar E-type uit 1972. De E-type is de mooiste auto ooit gebouwd. Dit is de uitvoering met de machtige V12 motor. En dat hoor je. Helaas zit ik niet achter het stuur, maar aan de passagierskant. Het begon een aantal weken geleden toen ik in Enschede moest zijn. Ik reed zelf in mijn aangepaste bus en had iemand mee om mij te helpen. Rijdend over de Deurningerstraat in Enschede zag ik plotseling de rode Jaguar staan. 'Dat is nu een E-type', zei ik tegen mijn passagiere. 'Daar zou ik graag een keer in mee willen rijden'. Het is een jongensdroom die ik al lang heb. We stopten en mijn reisgenote stapte uit om her en der aan te bellen om de eigenaar op te sporen. De tweede poging was raak en ze kreeg van de verbouwereerde bezitter een email adres waar ik maar een berichtje heen moest sturen. Dat gedaan en twee mailtjes verder was het rond. Ik mocht mee. Toch had ik zelf ook een twijfel. Ik wilde niet rondgereden worden als gehandicapte die een keer in een sportwagen mee mag rijden. Dat gebeurt al één keer per jaar op Vliegveld Twente. Alle respect daarvoor maar dat is niet aan mij besteed. Ik wil gewoon mijn droom verwezenlijken. Persoonlijk heb ik niks met Ferrari of Lamborghini. Maar een ritje in een Jaguar E-type, daar mag je me voor wakker maken. Daar droomde ik voor mijn handicap ook al van. Een mooiere auto is er niet. Het zullen de ronde vormen en lijnen wel zijn, die bijna vrouwelijk aandoen. Ik weet het niet. Maakt mij ook niet uit. Deze zaterdag gaat het dus gebeuren. 's Ochtends plotseling een telefoontje: 'kun je vanmiddag? Het wordt mooi weer'. Op de afgesproken tijd stopt er een rode Jaguar E-type cabrio voor mijn deur. Samen met een goede vriend hijst de bestuurder mij op de passagiersstoel. Gordels om en daar gaan we. Richting Deurningen, dan Weerselo, Tubbergen en via Almelo naar Hengelo terug. Lekker toeren in een aangenaam tempo. In de dorpen draaien hoofden van vooral mannen, om naar onze zwaar ronkende machine. Ik voel de wind door mijn haren en in mijn gezicht. En ik geniet. Bij de stoplichten in Hengelo nog een plotselinge spurt met gas op de plank om twee vrachtwagens te passeren voordat de weg weer smaller wordt. Een zware brul en ons rode monster sprint vooruit met zijn enorme kracht. Ik voel me hartstikke jarig. Ik heb mijn jongensdroom gerealiseerd.

10 juli 2015

Ontmoeting tussen de oren

© Foto: Jan Beerling

Column - 'Durf jij naar binnen?', fluistert ze vlak naast me. Ik twijfel. Het is september 1980 en ik sta in het halfduister van een soort circustent op de Oude Markt in Enschede. Ik ben net begonnen aan het eerste jaar van de Sociale Academie en sta met een groepje klasgenoten aan de ingang van een grote, schemerige circustent. De tent is onderdeel van een kunstproject en gaat over de suggestie van je eigen verbeelding en angsten. Bij de ingang is de sfeer al direct akelig raak. We staan voor een dranghek waar je omheen moet. Meer mensen druppelen binnen. Onze ogen speuren door het halfduister. Vage schaduwen en contouren zien we en rook. Iedereen fluistert en blijft staan. 'Wat zien jullie?', vraagt iemand. 'Ik ga weer naar buiten', zegt een ander. Mijn hart klopt sneller en ik voel een mengeling van opwindende angst en nieuwsgierigheid. 'Durf jij naar binnen?' fluistert een klasgenote naast mij. Ik haal mijn schouders op en twijfel. 'Zullen we samen gaan?' vraagt ze. 'Is goed', zeg ik zacht en ze pakt mijn hand. Samen schuifelen we het hek voorbij, de lugubere tent in. Voetje voor voetje. Om ons heen kijkend en voortdurend alert. Niet wetend wat te verwachten. Lampen gaan plotseling aan en weer uit, dreigende silhouetten verschijnen en verdwijnen. Mijn fantasie werkt goed en de suggesties in de tent ook. Dan geluiden en meer en suggesties van bloed. Van waden door bloed. Onder mijn voeten voel ik het nu. We waden écht door bloed! Zo voel ik het onder mijn schoenen. Ik walg en voel duidelijk haar hand. Stevig in mijn hand. Verder schuifelen we. Voorzichtig, twijfelend en soms terughoudend. Ineens uit het niets schiet een groot kadaver voor ons langs. Ik schrik. Zij knijpt in mijn hand en ik hou ongetwijfeld haar hand ook steviger vast. Haar hand voelt vertrouwd en ik ga door. Plotseling zijn we aan het einde. Ineens staan we weer buiten. Opgelucht haal ik adem en kijk naar mijn klasgenote. Ik kijk en het duurt even voordat ik het besef. De hand van mijn klasgenote voelde vertrouwd en had mij tijdens de lugubere tocht geholpen verder te gaan. Als ik schrok dan schrokken we samen en samen schuifelden we verder. Inderdaad, zonder elkaar echt aan te kijken. We keken voortdurend om ons heen en vooruit. Maar nu staan we weer in het licht en ik kijk stomverbaasd in het gezicht van een mij volkomen onbekende vrouw.

05 juni 2015

Belangstelling voor expositie Transito

Momenteel ben ik erg druk met de expositie Transito die ik samen met drie anderen organiseer in het Hengelose Telgenflat. Binnenkort weer meer op dit blog maar hier al vast het verhaal dat dagblad Tubantia er vanochtend over publiceerde.


01 februari 2015

GRAF: 'Roofzorg gaat het helemaal maken'

© Foto: Jan Beerling

Column - 'We halen het waar het is en brengen het waar het nodig is'. Aldus de leider van het kersverse GRAF. Oftewel; Gehandicapten Radicale Actie Front. Ik zit in mijn woonkamer met tegenover mij vier mensen. Onherkenbaar door bivakmutsen. Een uur geleden kwam ik thuis, stak de sleutel in het slot en duwde de deur open. Plotseling doken vier schimmen achter mij op. 'Snel naar binnen', beet één van hen mij toe. Mijn adem gierde door mijn keel. 'Verdomd', dacht ik: housejacking?' Binnen trokken ze direct de gordijnen dicht en deden de lampen aan. Vier man sterk, waarvan eentje in rolstoel en een ander met krukken, allemaal onherkenbaar door zwarte bivakmutsen. 'Wees gerust, we doen je niks', zei de meest linkse van het span. Blijkbaar de leider. 'Wij zijn GRAF, het Gehandicapten Radicale Actie Front en wij komen in verweer tegen de dehumanisering van de zorg. De plannen van dit kabinet zijn het uiterste. Dit kan zo niet langer.' Ik begon rustiger adem te halen. Angst begon plaats te maken voor opwinding en nieuwsgierigheid. Wat is dit? Wie zijn die mensen, een nieuw soort actiegroep? Maar wat moeten ze van mij? 'Wij zijn geen nieuw soort actiegroep', zei de leider alsof hij mijn gedachten kon lezen. 'Wij zijn een soort commando. We wapenen ons tegen het huidige kabinet en het medisch industrieel complex. We gaan niet demonstreren en zitten afwachten wat er gebeurt. Wij gaan zelf de zorg, hulpmiddelen en het geld herverdelen. GRAF gaat dat gewoon dóen. GRAF kijkt wat nodig is en waar we het kunnen vinden. Dan gaan we het gewoon halen en brengen we het op de plek en bij de mensen waar het echt nodig is. Roofzorg, zeg maar. Wij zetten ons hard in voor de participatiemaatschappij.' De andere drie kunnen een lachje niet onderdrukken. 'We hopen dat jij daar over wilt schrijven...'

08 januari 2015

Je suis ?

© Foto Jan Beerling 
Column - Vroeger had een hof van een hoog geplaatst persoon een hofnar. Die kon dingen zeggen of doen die verder niemand zich kon veroorloven. De hofnar kon zijn vorst op de hak nemen of zijn beleid te kakken zetten, met een kwinkslag of verpakt in een kritisch liedje. De hofnar had een beschermde positie waardoor hij zich veel kon veroorloven. Hij zette de wereld soms aardig op zijn kop en daardoor scheen hij vaak meer te kunnen bereiken dan alle raadgevers van de koning samen. Vaak werd een hofnar voor dwaas of gek versleten. Maar ondertussen had hij alles wel goed in de smiezen. Onlangs hoorde ik de Dalai Lama in een interview met John Cleese zeggen dat boeddhisten zo vaak lachen en giechelen omdat ze alles als een soort grap zien. 'Als je lacht ben je niet bang', zei hij. 'Dan ben je ook niet bang om van mening te veranderen'. Prachtig en die man heeft geen hofnar nodig. Helaas kent de Tweede Kamer of de regering geen hofnar. Dat blijft allemaal heel serieus. Geen enkele regering heeft dat, bij mijn weten. Maar gelukkig hebben wij de satirische bladen. Die laten ons anders naar leiders kijken doordat ze soms vreselijk te kakken worden gezet. Er wordt hen een spiegel voorgehouden. Dat hoort ook zo want leiders moeten niet doorslaan in hun leiderschap. Ze moeten zich blijven afvragen waar ze mee bezig zijn. Daarom moeten dit soort bladen blijven bestaan en moeten we de mensen die het lef hebben om zo genadeloos te schrijven of te tekenen, beschermen. Ook al is het soms hard, ze moeten het kunnen blijven doen. Leiders die hier niet tegen kunnen, zijn bang. Hoe meer totalitair de leider is, hoe groter de angst voor 'hofnarren'. Ze durven niet van mening te veranderen, bang hun macht te verliezen. Je suis Charlie als ik tenminste het lef heb.

01 januari 2015

Pijlsnel!

© Foto Jan Beerling

Column - De bel gaat. Het is E. met onder zijn armen dozen waar van alles uit puilt. E. vindt wel eens iets uit. Zo had hij voetbalregels bedacht waarbij spelers niet meer buitenspel konden staan. Er waren per team twee doelen nodig, maar verder snapte ik het niet. 'Kom mee', riep hij nu enthousiast. 'Ik ga je rolstoel meer vaart geven'. E. heeft altijd wel iets geks dus ik ga mee. We gaan met mijn bus. Op een grote parkeerplaats in het buitengebied naast de autoweg, stoppen we. Hij pakt de dozen uit en laat vuurwerk- en raketachtige dingen zien. 'Is dit wel helemaal legaal en veilig?' vraag ik nog. E. bevestigt er een aantal onder mijn rolstoel. Op zijn verzoek heb Ik mijn handbike meegenomen en die koppel ik aan. 'Ik heb ze over van oud en nieuw', vertelt E. 'Maak gewoon een rondje over de parkeerplaats. Kan niks gebeuren'. Ik sputter wat tegen maar dan ontsteekt E. de handel. Er lijkt eerst niet veel te gebeuren. Ik ga vooruit maar niet hard. 'Gelukkig', denk ik nog. Maar dan krijg ik een duw in mijn rug en ik schiet naar voren. Het einde van de lange parkeerplaats komt al snel in zicht. Maar ik ga nu veel te hard voor een scherpe bocht terug. Ik zie nog net de oprit naar de autoweg waar ik mijn vuurspuwende handbike heen stuur. Daar ga ik. Even later ga ik al net zo hard als de auto's. Het stuur van de handbike trilt als een gek. Nog is de acceleratie niet afgelopen. Harder ga ik en nog harder. Ik begin de auto's in te halen. Wanneer ik kort opzij durf te kijken zie ik verbaasd openhangende monden van automobilisten. Ze weten niet wat ze zien. Ik ook niet. Ik blijf mijn stuur maar stevig vasthouden terwijl het zweet me uitbreekt. Hoe stop ik in vredesnaam?