Column - Als mens met handicap voelde ik me al eens als een ruimtereiziger. Met allerlei hulpmiddelen om te overleven in een vijandige omgeving. Zonder rolstoel kan ik me niet zelfstandig bewegen. Maar ín rolstoel kom ik niet overal binnen. Kom ik hoge stoepen tegen, ingangen zonder oprit en ga zo maar door. Maar ik ben meer dan een ruimtereiziger. Het is veel ingewikkelder. Ik reis door een deels vijandige, maar dan toch op z’n minst, nieuwe omgeving, waar ik met mijn handicap een weg in zoek. Tegelijkertijd zoekt er van alles een weg binnen in mij. Mijn lichaam is een universum waarbinnen sterrenstelsels om elkaar heen draaien. En waar ook ongeleide projectielen als meteorieten rond suizen om plotseling te botsen met een planeet. En dan ben ik ineens ziek of heb andere ellende aan mijn hoofd. Ik had al een ontstoken teen gekregen die lekker aan het genezen was. Ook het decubitus plekje op mijn zitvlak was verdwenen. Maar er kwam een ongeleid projectiel in grote vaart. Een bacterie die in mijn blaas ging zitten. Blaasontsteking en dus aan de antibiotica. Een soort antimaterie om in ruimtevaart termen te blijven. Kort daarna vond een andere meteoriet zijn weg naar mijn sterrenstelsel. Een virus. Mijn oog ging ontsteken en ik kreeg vreemde rode vlekken in mijn gezicht en op mijn hoofd. In het weekeinde en de weekeindarts wist het niet. Mijn huisarts ’s maandags wel: gordelroos. Nog een interstellaire missie. Nu een anti-virale kuur. Binnen in mijn lichaam woedt een soort ruimte oorlog. Maar ik begin weer te zien met mijn ontstoken oog en ook de vlekken nemen zienderogen af. Mijn universum lijkt weer tot rust te komen. Ik reis dus en ik ben met velen. Met bacteriën en virussen en met nog veel meer dat er allemaal voor zorgt dat mijn universum blijft draaien. Ik ben niet alleen; ik ben een complete Melkweg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten