© Foto Jan Beerling
Column - 'Hé, leuk!', hoor ik hem zeggen en kijk op. Een koerier staat
binnen om een partij dozen af te leveren. Veel dozen. En groot. Ik ga opzij. De
koerier bekijkt een foto aan mijn muur. Ook groot. Door mij gemaakt voor een
kunstproject. Na de expositie was de grootste muur in mijn huiskamer de enige
plek waar ik hem kwijt kon. 'Ik ben beeldend kunstenaar', licht ik toe. 'Dan
kunnen we elkaar de hand geven', is zijn antwoord. Zoef en weg is hij om de
volgende doos te halen. 'Wat maak je dan', wil ik bij de nieuwe doos weten. 'Ik
ben fotograaf', zucht hij tijdens het neerzetten. 'Sint Joost in Breda', zegt
hij over zijn opleiding en haast zich weer naar buiten. 'AKI
in Enschede!', roep ik hem nog na. 'Ah!', reageert hij. Hij is al bij de
buitendeur. De dozen roepen hem. Hij komt weer binnen en we raken aan de praat.
De dozen moeten even wachten. 'Opdrachten gedaan, maar weinig ruimte voor eigen
inbreng', moppert hij. Daarna weg naar weer een doos. 'Dat herken ik', stem ik
met hem in wanneer hij nauwelijks twee tellen later binnenkomt met een nieuwe
grote doos. De laatste. Hij vertelt over vervelende opdrachtgevers die alles
bepalen. Als fotograaf mocht hij alleen op het knopje drukken. 'Maar ik moet
een gezin onderhouden', licht hij toe. 'Er kwam eens een dame voor een
trouwreportage', vertelt hij. 'Met allemaal kleine fotootjes van een andere
fotograaf als voorbeeld. Zo wilde ze het hebben. Dan moet je naar hem toe
gaan', zei ik toen. 'Maar er is een kindje van ons overleden. Daarna geloofde
ik het allemaal wel en heb de camera aan de wilgen gehangen. Nu ben ik
koerier.' Hij maakt aanstalten weg te gaan. Hij is klaar. Ik ben stil. Prevel
iets van '..heftig...'. 'Tot ziens,' roept hij en loopt de gang in. 'Een prettige
dag verder!'.